Zonnig

Gade doet een voorstel: “Ik heb een idee. We rijden samen naar de Posbank, drinken daar koffie, lunchen wat en ik ga even wandelen, terwijl jij je krant leest. Ja?” Ik vind het een leuk idee, een uitje. Maar ik weet ook heel goed dat ik met sterke argumenten zou moeten komen om haar plannetje te torpederen. Ik kan en wil er geen verzinnen. En zo rijden we tegen het eind van de ochtend naar de Posbank. Gade heeft een adres op de Tomtom ingetypt. Daar in de buurt gekomen concludeert zij dat dat niet de plek was die zijn in gedachte had, maar ook hier is het terras uitnodigend en bijna helemaal vol. Het lijkt wel of heel Nederland met pensioen is en zichzelf op deze laatste zomerse winterdag hier aan het uitlaten is. Wij koesteren ons in het zonlicht, concluderen dat het leven goed is en dat het toch vreemd is dat nog geen veertien dagen geleden ik op sterven na dood was en nu zit te genieten van mijn gezelschap, het zonnetje en de cappuccino. Er komen nieuwe gasten, een mopperig uitziend stel, aan dat zich in een sombere dialoog beklaagt over het veel te warme weer en het te zonnig terras. Aan hun toon is te horen dat elke omstandigheid door  hen van negatief commentaar wordt voorzien. Er zal in hun ogen weinig en waarschijnlijk meestal niets deugen. Het voorstel van de een om dan maar binnen te gaan zitten wordt afgewezen. Te kil en te donker. De serre op het scheidsvlak van binnen en buiten dan? Tsja,dat moet dan maar. Cafébezoek als een last. Je kunt het erger treffen.
We rijden verder de Posbank over. Een ander uitspanning die uitkijkt over het heuvelend landschap. We schuiven aan bij twee mensen.Tafels worden gedeeld en ik volg met een half oor hun gesprek en bevroedt een amoureuze affaire die ik vanuit mijn eigen fantasie verder een spannende invulling geef. Sommige verhalen lijken zich zelf te vertellen.
De lunch laten wij ons smaken. Het is hartje winter en 20° C.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *