Als ik vanochtend de slaapkamergordijnen een klein stukje open schuif, straalt er een helder wit licht de kamer in. Mijn achtertuin ziet er uit als een te kitscherige kerstkaart waarin de tekenaar te rijkelijk is bezig geweest het groen te voorzien van een suikerlaagje. Er vallen ook nog traag wat laatste sneeuwvlokjes. Het is een vredig beeld waarin de tortelduiven en koolmeesjes zich rond het voederplankje scharen.
Als ik zo naar mijn tuin kijk is de brute buitenwereld erg ver weg. Het beeld van die tuin strookt op geen enkele manier met jihadisme, aanslagen, onderdrukking en bedreiging. En dat zijn toch de zaken waar het daagse bestaan op dit moment mee doordesemd lijkt. Zaken die mij steeds in mijn achterhoofd bezig houden en waarbij ik geen enkele voor de hand liggende oplossing zie. Ook op de iets langere termijn zie ik niet hoe deze ontwikkeling vreedzaam kan eindigen. Ik schrik ervan als ik jonge mensen hoor zeggen dat ze aan de democratie geproefd hebben, maar dat ze het vies vonden smaken. Natuurlijk mag je je kanttekeningen plaatsen, dat moet juist in een open democratie. Kritiek mag gezegd worden, kritiek moet gehoord worden. Maar kritiek is niet de nieuwe absolute waarheid. De waarheid bestaat gewoon niet. Voor sommigen moet dat een verontrustende gedachte zijn. Zeker als ze overtuigd zijn van hun enige ware gelijk. Wat zou het mooi zijn als ook zij zouden kunnen inzien dat er op zich niets mis is met hun gelijk, maar dat dat gelijk geen universele geldigheid heeft. Dat het voor hen geldt, maar daarmee niet onverkort voor de ander.
Ach, ik weet ook wel dat het een utopie is en troost me met de woorden van Oscar Wilde dat de kaart waar Utopia niet opstaat het bestuderen niet waard is. Laat mij nog maar wat dromen. Ze zijn bedrog, maar soms ook heel mooi.
Het is opgehouden met sneeuwen. Het dooit zelfs al weer een beetje. De sneeuw drupt van de bomen in mijn achtertuin. Het vredige bepoedersuikerde tafereel zal verdwijnen. Ik denk dat ik maar eens een ceder in mijn tuin ga planten.
Archieven
- oktober 2021
- juli 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- februari 2021
- januari 2021
- december 2020
- november 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- april 2020
- maart 2020
- februari 2020
- januari 2020
- december 2019
- november 2019
- oktober 2019
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- februari 2019
- januari 2019
- december 2018
- november 2018
- oktober 2018
- september 2018
- augustus 2018
- juli 2018
- juni 2018
- mei 2018
- april 2018
- maart 2018
- februari 2018
- januari 2018
- december 2017
- november 2017
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- maart 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- maart 2016
- februari 2016
- januari 2016
- december 2015
- november 2015
- oktober 2015
- september 2015
- augustus 2015
- juli 2015
- juni 2015
- mei 2015
- april 2015
- maart 2015
- februari 2015
- januari 2015
- december 2014
- november 2014
- oktober 2014
- september 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- mei 2014
- april 2014
- maart 2014
- februari 2014
- januari 2014
- december 2013
- november 2013
- oktober 2013
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- maart 2013
- februari 2013
- januari 2013
- december 2012
- november 2012
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- mei 2012
- april 2012
- maart 2012
- februari 2012
- januari 2012
- december 2011
- november 2011
- oktober 2011
- september 2011
- augustus 2011
- juli 2011
- juni 2011
- mei 2011
- april 2011
- maart 2011
- februari 2011
- januari 2011
- december 2010
- november 2010
- oktober 2010
- september 2010
- augustus 2010
Links
De ceder
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats, meesmuilt ge, sintels, schillen,
en schimmel die een blinde muur aanrandt,
er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,
ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
niet te benaderen voor noodlots grillen,
geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.
Han G. Hoekstra