Verstopt

We gaan uit eten bij vrienden. Lang elkaar niet meer gesproken, wij verheugen ons op een genoeglijke avond. Het is ruim een half uurtje rijden. Voor we gaan de gebruikelijke conversatie: “Heb je Harrie gezien?” “Nee, zij zal wel wandelen zijn.” Sinds er een kattenluikje in de deur is aangebracht, bepaalt Harrie zelf wanneer zij in en en uit gaat.  Als zij niet binnen is, heet dat in ons taalgebruik dat zij is wandelen. Ik heb haar al een paar uur  niet meer gezien. Kan net zo goed zijn dat zij helemaal boven in het huis op haar vertrouwde plekje een middagdutje ligt te doen. Harrie doet veel dutjes. ’s Nachts, ’s ochtends, ’s middags, ’s avonds, maakt niet uit. Harrie verdut het grootste deel van het etmaal. Voor de zekerheid laten we het kattenluikje op de stand staan dat zij naar believen in en uit kan en voor haar gezelligheid laten we het licht in de gang branden. We zijn van harte geneigd onze normen te transponeren naar die van ons kattenbeest. We weten best dat het haar weinig uitmaakt, licht of donker.
We vertrekken dus zonder te weten waar Harrie is, maar zij kan zich zelf uitstekend redden. De avond verloop naar volle verwachting, de maaltijd smaakt voortreffelijk, het gezelschap is aangenaam, de gesprekken onderhoudend. Tegen het middernachtelijke uur komen we thuis. Als we de deur open doen verwachten we zoals gewoonlijk dat Harrie ons aan het eind van de gang staat op te wachten en ons met opgestoken staart van harte begroet. De gang is leeg, Harrie zal nog wel aan het wandelen zijn, al noodt het weer daar niet toe. We roepen de donkere tuin in: “Harrie, Harrie, Harrie!” Dat is genoeg om haar van een of twee tuinen verder aangesneld te zien komen. Nu niet. Geen Harrie. Gade inspecteert vluchtig het huis. Geen Harrie. We roepen nog een paar keer. Geen Harrie. Ik verzoen me al met het idee dat we geen kat meer hebben. “Ik ga morgen wel zoeken,” probeert Gade mij gerust te stellen. We doen het licht uit en in het donker proberen we te recapituleren wanneer we Harrie voor het laatst zagen. “Ik heb de was nog opgehangen, daar was ze nog bij,”zegt Gade. “Ze zal toch niet op de strijkkamer zitten?” Reden genoeg voor Gade om het bed uit te gaan en op de strijkkamer boven te gaan kijken. “Hé Harrie, heb jij je hier verstopt?” Gade komt weer in bed: “Ik heb haar vanmiddag per ongeluk opgesloten. Ze lag lekker op de strijkplank te slapen.” Gaan wij nu opgelucht ook doen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *