Verhaaltje

Een man loopt over het bospad. In zijn hoofd hoort hij Satie. Misschien was het wel die muziek die hem deed besluiten te vertrekken. Nu is hij op weg naar nergens. Het doet er niet toe waar hij naar heen gaat. Dat hij ging, dat hij eindelijk ging, dat was het belangrijkste. En nu is hij op weg. Weg. Hij neuriet zacht mee met de muziek in zijn hoofd. Hoe vaak had hij zich niet voorgenomen te vertrekken, hoe vaak had hij dat vertrek uitgesteld, afgeblazen. Voor zichzelf een smoes verzonnen. Een smoes, niet om te blijven, maar om niet te gaan. En nu, eindelijk, loopt hij over het bospad, weg van waar hij zolang geweest was.
Hij is een paar uur  op weg, de avond begint te vallen. Hij weet van het kleine huis aan de bosrand. Er brandt licht. Naast de deur een kartonnen bordje. Zimmer Frei en daar onder B&B. Hij glimlacht om de tweetaligheid. Hij klopt aan. Een norse man doet open. En ja, er is nog een kamer vrij. Met ontbijt. Voor hoeveel nachten? Hij heeft geen idee. Een? Of misschien wel voor altijd? Hij is immers nog maar net op weg.  Op zijn kamer maakt hij water warm voor een kop koffie. Poederkoffie met creamer. In zijn hoofd nog steeds zacht de muziek van Satie. Hij is moe, heel moe. Op bed vouwt hij zijn handen achter zijn hoofd. Staart naar het plafond. Telt de balken. Het briefje op de keukentafel zal nu wel gevonden zijn. “Ben weg. Kan even duren.”
Het ontbijt is veel te veel. Te veel broodjes, te veel beleg. Aan een bakje muesli met wat yoghurt en een fijn gesneden appel heeft hij genoeg. Hij is een kleine eter, zeker als het om het ontbijt gaat. Ja, hij heeft goed geslapen, antwoordt hij de norse man. Hij rekent af. Vertrekt en weet nog steeds niet waar naar toe. In zijn hoofd de trage klanken van Satie. Hij ademt nog eens diep en verdwijnt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *