Prik

“U wordt waarschijnlijk steeds op de zelfde plek geprikt?” Ik zit met een opgerolde mouw en een naald in mijn ader in de comfortabele stoel van de prikpost. Op een onchristelijk vroeg uur, het was nog donker, ben ik opgestaan, heb het ijs van de auto gekrabd om nuchter mijn bloed te laten prikken. De zoveel maandelijkse controle. Ik zeg dat haar veronderstelling klopt, dat op die plaats mijn ader het meest toegankelijk lijkt. Ik vraag haar waar zij dat aan merkt, dat dat mijn zo goed als vaste prikplaats is. “Uw huid is daar wat dikker en er zit wat littekenweefsel.” Behendig tapt zij twee buisjes bloed bij mij af. “Even goed dicht drukken. U gebruikt bloedverdunners, niet waar?” Ik druk stevig op het minieme wondje en vermoei haar niet met wat ik naast de bloedverdunners nog meer slik. Ik krijg visioenen dat mijn dicht drukken niet echt helpt en dat ik via dit prikgaatje langzaam zal leegbloeden. “Woont u ver weg? Thuis nog even controleren of het bloeden gestelpt is.” In mijn verbeelding zie ik hoe zittend achter het stuur, het bloed mijn lijf uitgutst, ik het bewustzijn verlies en ik met auto en al tegen een verkeersbord tot stilstand kom. Voor goed tot stilstand, terwijl het bord toch zegt dat het een voorrangsweg is. “Zo’n vaart zal het wel niet lopen,” stelt de prikzuster mij gerust. En dat doet het ook niet. Veilig bereik ik mijn huis, controleer het wondje. Het bloedt niet meer.
Volgende week moet er weer bloed geprikt worden voor een ander onderzoek. Misschien bied ik dan wel een andere arm aan, waar de naald niet door een verdikte huid hoeft te zoeken naar een nog niet door littekenweefsel getormenteerde ader. Maar waarschijnlijk zal ik toch weer mijn linkerarm aanbieden. En verdikte huid of niet, een behendige prikker zal mijn ader vlekkeloos weten te vinden. Daar vertrouw ik dan maar op.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *