Poort van Hees: wij hebben
in uw drank en in elkaars
vertroebeldheid wat nachten
rondgedreven.
Mijn dag breekt, er
verschuiven levens.
Zo eindigt een gedicht van Harry v.d. Vijfeijken, de poëtische beschrijving van Café De Poort van Hees in dat markante pand aan het begin of aan het einde van de Lange Hezelstraat in Nijmegen. Het ligt er maar aan van welke kan je komt. Voor mij ligt het aan het begin van de straat als wij de stad inliepen. Onder de Hezelpoort door kwamen we langs cafés met namen die wij uitspraken zoals ze geschreven werden . “Savoy” en “Chez Jo”, Safooi en Sjesjo. Frans zat nog niet in ons pakket en niemand dacht eraan dat je “Safwa” of “Sjee Sjo” hoorde te zeggen. Cafés waar we nooit kwamen en in De Poort van Hees al helemaal niet. Waarschijnlijk hadden we het thuis gewoon niet breed genoeg voor cafébezoek. Hooguit heel af en toe een huzarensalade in de lunchroom van V&D, wat een rijk gevoel. “Geniet er maar van, mijn jongen”, hoor ik mijn moeder weer zeggen. Dat deed ik.
Ik ben maar een keer in De Port van Hees geweest. Dat was toen we er gingen praten over het ophangen van het gedicht van Van de Vijfeijke. Toen de Poort van Hees nog De Poort van Hees was. Een café voor de benedenstad, een café waar ondanks regeringsbeleid de asbakken nog uitpuilden en op eigen wijze de wet geïnterpreteerd werd. Perzische kleedjes op de tafeltjes, kleedjes met harde plekken van omgevallen melkkannetjes.
De tijd heeft het café ingehaald. Gerestyled. Vernoemd.De Poort ging dicht, Pacho open en we weten hoe dat uit te spreken. Pacho lijkt in niets op de Poort. Wat bleef is het gedicht van Van de Vijfeijke op een van de ramen. Een anachronisme nu. Grafschrift voor een café dat was.