Nestor

Telefoon. In het oplichtend schermpje zie ik dat het C is die mij belt. Het loopt tegen half elf, ik heb bijna mijn dagelijkse kruiswoordpuzzel in de krant klaar. C vraagt of ik het bericht ook heb gekregen. Ik weet van geen bericht, heb op dit uur van de dag nog niet in mijn mail gekeken. Voor mij is het nog veel te vroeg om erg actief te zijn, de puzzel is na het ontbijt mij activiteit genoeg. Dan vertelt C mij dat H is overleden. Het bericht is rondgestuurd naar alle klasgenoten. Vrij onverwacht is hij gestorven. H was, net als C een jaargenoot van mij. Lid van de klas van ’68 van onze academie. “Tjee”, wat kun je anders zeggen. C vraagt of we samen ergens koffie zullen drinken. Ik nodig hem bij mij uit.
Een paar maanden geleden troffen we elkaar nog op onze reünie. H was de oudste van de klas, had al meer meegemaakt dan de meeste van ons toen hij op de academie kwam. De academie waar je nog gewoon klassikaal les kreeg, de onderwijsrevolutie moest nog goed op gang komen. We waren net zo veel leerling als student en koesterden het ijdele verlangen dat we de wereld nog konden verbeteren en dat de maatschappij  door ons maakbaar was. Idealisten, dromers, nooit echt wakker geworden. Dat bespreek ik met C onder de koffie. We halen weer verhalen op, genieten na van de de reünie en praten over H, onze nestor, al lijkt die term voor de twintigers die we toen waren nauwelijks bruikbaar. Nu wel. C zal naar de begrafenis gaan, samen met wat andere jaargenoten.
Ik ga opzoek naar de toespraak die ik bij onze diploma-uitreiking in 1968 hield. In de chaos van mijn bureau vind ik hem. Had hem destijds voor de reünie opgezocht, maar vergeten mee te nemen. Nu lees ik hem C voor. Een tekst van 50 jaar geleden. Zou vandaag de dag zo weer gehouden kunnen worden. En C en ik concluderen dat er in 50 jaar eigenlijk geen donder is veranderd. Behalve dan dat H, onze klasgenoot is overleden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *