Als ik mijn tanden poets kijk ik zelden in de spiegel. En als ik al in de spiegel kijk, kijk ik zonder iets te zien. Ik zie mijn gezicht, maar neem nauwelijks waar. Het gezicht is me al zo lang vertrouwd, komt me bekend voor en soms als ik echt waarneem is het of ik ondanks die vertrouwdheid naar het gezicht van een ander, een vreemde kijk. Dan is het of de rimpels, mijn sikkenbaardje, de wallen en wijkende haargrens niet van mij zijn. Soms heb ik de neiging dan iets tegen dat mij dan vreemde gezicht te zeggen, maar dat gezicht is net zo snel als ik en al liplezend zie ik dan wat ik tegen die ander zeg. Zijn lippen vormen geluidloos mijn woorden en ik hoor enkel maar mijn stem die zich richt tot een beeld dat niet horen kan.
Maar meestal poets ik werktuigelijk mijn tanden, loopt wat door het huis en verder niets. De dag breekt aan, de nacht breekt aan, al naar gelang het ochtend, avond is.
Gisteravond kijk ik in de spiegel, en dan opeens en ook maar even, heel even, zie ik niet mijn gezicht, maar is het of ik vader zie. Zijn het zijn ogen die mij aankijken, langer dan ze ooit deden. Het beeld verdwijnt direct, maar beklijft toch ook. Die ene tel die duurt en duurt kijk ik in de ogen van mijn vader, kijk ik met de ogen van mijn vader. In mijn ogen herken ik die van mijn vader, zie ik mijn vader. Of ik op mijn vader lijk? Er zijn nauwelijks mensen meer die mij dat zouden kunnen zeggen. Maar dat terloopse spiegelbeeld laat mij even duidelijk zien hoezeer ik zijn zoon ben. Het was een flits, een detail, mijn oog is zijn oog. Een zachte blik, vertrouwd, zoals dat alleen tussen een vader en een zoon kan zijn. Een blik die alles zegt. Zegt wat nooit werd uitgesproken en ook geen woorden nodig heeft.
Archieven
- oktober 2021
- juli 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- februari 2021
- januari 2021
- december 2020
- november 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- april 2020
- maart 2020
- februari 2020
- januari 2020
- december 2019
- november 2019
- oktober 2019
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- februari 2019
- januari 2019
- december 2018
- november 2018
- oktober 2018
- september 2018
- augustus 2018
- juli 2018
- juni 2018
- mei 2018
- april 2018
- maart 2018
- februari 2018
- januari 2018
- december 2017
- november 2017
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- maart 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- maart 2016
- februari 2016
- januari 2016
- december 2015
- november 2015
- oktober 2015
- september 2015
- augustus 2015
- juli 2015
- juni 2015
- mei 2015
- april 2015
- maart 2015
- februari 2015
- januari 2015
- december 2014
- november 2014
- oktober 2014
- september 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- mei 2014
- april 2014
- maart 2014
- februari 2014
- januari 2014
- december 2013
- november 2013
- oktober 2013
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- maart 2013
- februari 2013
- januari 2013
- december 2012
- november 2012
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- mei 2012
- april 2012
- maart 2012
- februari 2012
- januari 2012
- december 2011
- november 2011
- oktober 2011
- september 2011
- augustus 2011
- juli 2011
- juni 2011
- mei 2011
- april 2011
- maart 2011
- februari 2011
- januari 2011
- december 2010
- november 2010
- oktober 2010
- september 2010
- augustus 2010
Links
Er zijn nauwelijks mensen meer die je dat zouden kunnen zeggen. Ik ben een van die nauwelijkse mensen. Maar ook ik kende je vader niet goed genoeg en mijn herinnering aan hem is te vaag om daar nog een gedegen uitspraak over te doen. Maar op de dag dat mijn vader overleden is, 14 februari, zij het 43 jaar geleden, vind ik dat je een mooi poëtisch stukje hebt geschreven.
Ben het met Wim helemaal eens. Heel mooi.
Heel mooi, ome Jan! Dank je wel.