Geschiedenis

Column voor het Geschiedeniscafé Nijmegen van 18-05-2018
Het is toch boffen dat de Romeinen destijds Nijmegen aandeden en hier hun sporen achterlieten. Zo mogen we ook van geluk spreken dat Karel de Grote een paar eeuwen later besloot om ook van tijd tot tijd te genieten van het uitzicht op de Waal en hier af en toe eens langs kwam om dat te bekijken en zacht voor zich heen te fluisteren dat hij geen plaats kende, schoner dan deze. En gelukkig mogen wij ons prijzen dat in 1678 diplomaten uit zo goed als heel Europa Nijmegenwaarts trokken en zo stof leverden aan A.F.Th. van der Heijden voor diens roman De Ochtendgave.
Stel je eens voor dat de Romeinen het in Xanten al koud genoeg hadden gevonden en niet verder naar het noorden waren gereisd. Stel je nu eens voor dat Karel de Grote had gedacht dat Aken alles te bieden had wat zijn hartje begeerde en niet op het idee was gekomen in zijn expansiedrift ook het Valkhof te betrekken en bedenk ook eens dat de Vrede van Nijmegen in Maastricht gesloten was omdat ze daar niet drie eeuwen konden wachten tot 1992, toen het Verdrag van Maastricht werd ondertekend en het hen toen al stak dat zij niet de oudste stad van het land waren.
Als we als Geschiedeniscafé het niet zouden kunnen hebben over de Romeinen, Karel de Grote en het Traité de Nimègue dan zouden we het vooral moeten hebben over schilders die al vroeg in hun carrière uit de stad vertrokken en in Frankrijk furore maakte of een hier geboren wereldcineast die verguisd werd en het nu met een leeg plein als eerbetoon moet doen, een plein waar niemand aan woont.
Nee, als Geschiedeniscafé mogen me maar wat blij zijn dat wij een stad zijn met een echte geschiedenis, die we zo nodig, ook graag nog wat opkloppen en aan de hand van een burgemeester die het met jaartallen niet zo nauw neemt ons een paar decennia te vroeg 2.000 jaar stad laat zijn. Voor de zekerheid krijgen we in 1230 nog een keer stadsrechten, dus we zijn nu mooi op tijd om de voorbereidingen voor Nijmegen 800 jaar stad te beginnen. Jammer dat ik dat feestje waarschijnlijk niet meer zal meemaken.
Wat u en mij duidelijk is is dat wij hier mogen bogen op genoeg geschiedenis om steeds weer een aardig Geschiedeniscafé mee te vullen. Roept bij mij wel de vraag op wanneer geschiedenis geschiedenis wordt. Kijk eens wat mijn Dikke van Dale daarover zegt. Op pagina 1311 wordt als eerste omschrijving het gebeurde gegeven. En daar kunnen we alle kanten mee op. Want voor we het weten is alles binnen de kortste keren geschiedenis. Het zojuist uitgesproken zinnetje: “Want voor we het weten is alles binnen de kortste keren geschiedenis” is nu, hoe kort ook maar geleden uitgesproken nu al geschiedenis. Het bestaan wordt bij voortduring door de geschiedenis ingehaald. Er is, zo lijkt het mij toe, alleen maar geschiedenis. De toekomst is er nog niet en het nu is voorbij voor je het weet en wat blijft is geschiedenis. Uw geschiedenis en mijn geschiedenis. Allemaal in meer of mindere mate soms meer de moeite van het vertellen dan het aanhoren waard.
Hoe ouder ik word, hoe meer geschiedenis ik tot mijn beschikking heb. Op sombere dagen, die heb ik ondanks alles gelukkig maar heel weinig, mag ik nog wel eens verzuchten dat mijn toekomst vooral in het verleden ligt. Geschiedenis is terugblikken en soms met de kennis van nu constateren dat we van de geschiedenis leren dat we er niets van leren. Hoe vaak de geschiedenis zich ook herhaalt, we blijven dezelfde fouten maken. En dat noemen we dan ervaring, ervaring die volgens Oscar Wilde niet meer is dan de optelsom van onze vergissingen.
En over geschiedenis, vaak een reeks van glorieuze vergissingen, groot en klein, hebben we het dan hier in het Geschiedeniscafé. Café, zo’n naam is toch niet voor niets gekozen. Café, de plaats bij uitstek voor borrelpraat. Ik heb mijn zegje gedaan.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *