Dagpauwoog

De avond is voorbij. Het is tijd om naar bed te gaan. Gade is al naar boven. Ik draal nog wat in de huiskamer. Ik hoor haar roepen:  “Er zit hier een zwarte vlinder op de muur. Wacht.” Met alle tederheid die in haar is heeft zij het frêle insect van de muur geplukt en beschut in haar handen naar beneden gedragen. Zij zet de vlinder met de zwarte vleugels op het aanrecht en we zetten een ruim glas over het beestje. Het lijkt of het slaapt. Zo makkelijk liet het zich vangen. Of is het dood? De vleugels als lijkwade om het kleine lijf gevouwen. Maar dan is het of het ontwaakt en klapt het zijn vleugels open. Een kleurrijke dagpauwoog toont zich in al zijn pracht. We halen het glas weg en door de woonkeuken fladdert een lentebode, terwijl de herfstregen tegen de ruiten slaat. Geen weer om een vlinder buiten te zetten, dat doe je zelfs een hond niet aan, laat staan een vlinder.
De volgende ochtend zit de vlinder tegen het raam. Het is of hij naar buiten kijkt. Maar het weer is nog steeds niet opgeklaard. Van mij hoeft hij niet naar buiten. Van mij mag hij in onze keuken blijven wonen, een hele winter lang. Straks, als het toch ooit weer lente wordt en de tuindeuren open staan, kan hij naar buiten. Wil hij eerder weg, mij goed, maar in de herfst en winter staan onze deuren zelden lang genoeg open om een vlinder te laten gaan.
Later op de dag ben ik de vlinder kwijt. Hij kan zich overal verbergen, mogelijk elders in het huis. “Misschien heeft hij zich in een gordijnplooi verborgen”, oppert Gade. Heel voorzichtig schuiven wij het gordijn open. Ergens in een zoom rust de vlinder, de vleugels dicht, zijn kleurenpracht verborgen houdend, misschien wel tot het einde van het koude seizoen. Heel voorzichtig, om hem niet te storen en hem zijn dromen te laten, schuiven we het gordijn weer dicht. Stil, er schuilt een vlinder in onze keuken, de kou en regen ontvlucht.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *