Kastjes

Zoonlief heeft gevraagd of ik met hem wat kastjes wil ophalen. Kastjes uit de boedel van een oude kennis die onlangs haar appartementje heeft moeten ruilen voor een kamer in een zorgcentrum. Ex is weken druk geweest de verhuizing te regelen. Meer nog was zij bezig om het flatje te ontruimen en naar genoegen van de woningstichting volledig leeg op te leveren. Sommige vloerbedekking leek hardnekkig vast te houden aan zijn tientallen jaren geleden ingenomen positie en liet zich met de grootst mogelijke tegenzin verwijderen. Maar nu was het huis toch helemaal leeg. Op drie kastjes na. Die wilde Zoonlief wel hebben en zo werden ze gered van de opkoper en het grofvuil.
De kennis woonde iets verder in de straat waar ik bijna twintig jaar met mijnĀ gezin gewoond had. Ik kwam er nooit meer. Waarom zou ik. Toen we de straat indraaide zei Zoonlief: “Het is weer 1990.” De straat was nauwelijks veranderd. Halverwege lag er een verkeersdrempel. De hele wijk was sinds ik weg was vergeven van de verkeersdrempels. Het leek of die ooit in de aanbieding waren geweest en toen met ruime hand door de gemeente verspreid. We reden langs het huis waar we ooit gewoond hadden. De mooie treurberk in de voortuin was al kort na onze verhuizing omgehakt. Daardoor werd ons huis al heel gauw hun huis. Tegen het huis werd ook een garage geplakt en kreeg het geheel een ander aanzicht.
Zoonlief ging de kastjes inladen. Ik liep nog even naar een oude buurman. Hij is nu nog mijn loodgieter, moest nog wat met hem afrekenen. Samen met hem neem ik de buren nog even door. Blijken er nog steeds te wonen. De vrouw des huizes isĀ jong gestorven. Maar de koper van mijn huis woont er nog steeds met zijn drie opgroeiende kinderen. We praten nog wat na.
Zoonlief heeft tegen mijn verwachting de drie kastjes in de auto kunnen passen. We rijden de straat uit. We zullen er waarschijnlijk nooit meer komen. Het is weer 2014.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *