Gedichtendag

Op 25 januari 2007 schreef ik het volgende versje:
Hoera, vandaag is ’t gedichtendag,
Die dag dat ieder dichten mag.
Maar als ik dit vers zo eens bezie:
’t Is een lange weg nog naar d’echte poëzie.
Een versje van niks, een zo weer voorbij gedichtje. Of om het mooier te zeggen een light verse. Een grapje. En vindt iemand het niet meer dan een rijmelarijtje: ook goed.
Tussen toen, 2007 en nu zijn er 7 gedichtendagen geweest. En dit jaar wordt die dag zelfs gevolgd door een heuse poëzieweek. Nog even en gedichtendag heeft de zelfde status als Moederdag of Vaderdag en moet het ook met een hoofdletter geschreven worden. Lang leve de commercie die niet meer genoeg lijkt te hebben aan een Boekenweek, Kinderboekenweek of zelfs een hele Maand van het spannende boek. Er kan nog meer bij.
Nu kan er wat mij betreft nooit genoeg aandacht besteed worden aan poëzie, aan gedichten. Maar een beetje dosering lijkt wel op zijn plaats. In deze poëzieweek worden we overvoerd met gedichten. In de massaliteit van poëziefeesten worden dichters en gedichten op ons losgelaten. Over een paar minuten wordt bekend wie Ramsey Nasr als Dichter des Vaderlands zal opvolgen en onontkoombaar zullen we hem of haar weer in DWDD, bij Pauw en Witteman te zien en te horen krijgen. Het liefst doe ik dat alleen, zoals ik ook bij voorkeur een gedicht lees als ik alleen ben. Ik de letters stuk voor stuk proef, de woorden in mijn mond laat walsen, het vers tot leven breng. En op eigen wijze probeer te beleven wat de dichter tussen de regels door schreef. Want daar staat het wezenlijke van het gedicht, in de letters en woorden die er weggelaten zijn. Het zijn juist die ontbrekende tekens die betekenis geven aan het geschrevene. “Lees maar, er staat niet wat er staat.” Dat geldt voor het versje hierboven, ja zelfs voor dit stukje.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *