Schoolziek

Er lag een briefje in de bus. De besteller had een pakje niet bij mij kunnen afleveren en het nu afgegeven bij de overburen. Daar kon ik het gaan ophalen. Pakjes roepen altijd enige nieuwsgier op, ook al vermoedde ik dat het wel niet voor mij zou zijn. Ik spoedde mij naar de overkant en belde aan bij het huis waar het pakje bezorgd zou zijn. De hond slaat aan, de deur gaat open. De jongste dochter van een jaar of 12 staat in haar pyjama in de deuropening. En ja, er is een pakje bij hen afgegeven. Omdat het nog middag is vraag ik haar of ze ziek is. Ze kijkt me stralend aan en zegt met een grote glimlacht dat dat niet echt het geval is. Ja, haar oudere zus wel. Die is wel echt ziek. En dan komt ze met dat mooie woord dat ik al zo lang niet meer heb gehoord als ze met nauw verhulde ondeugd zegt: “Ik ben schoolziek!” Wanneer heb ik dat woord voor het laatst gehoord? Waarschijnlijk toen mijn eigen kinderen nog de schoolgaande leeftijd hadden. Meer dan twintig jaar geleden. Schoolziek, het veinzen dat je ziek was om maar niet naar school te hoeven. Er was altijd zo’n grijs gebied tussen echt ziek en schoolziek. En als ouder ging ik soms mee in het schoolzieke leugentje, maar even vaak was het dreigen met de thermometer al genoeg om de schoolziekte te genezen. Schoolziek was ook de overgang tussen echt ziek en beter. Even goed laten uitzieken, zei ik dan. Voor me zelf een rechtvaardiging om zoon of dochter nog een dagje thuis te houden.
Of ik zelf ooit schoolziek ben geweest? Te lang geleden om me dat nog te herinneren. En waarschijnlijk was ik toen te braaf om dat te simuleren en mijn ouders te oppassend om dat te stimuleren. Toen ik ouder was heette het geen schoolziek zijn meer, maar gewoon spijbelen. Dat deed ik vaker dan schoolziek zijn.
Het buurmeisje overreikt mij het pakje. Inderdaad, het is voor Gade.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *