Gasten

Ik ben vandaag naar een crematie geweest. Een overbuurman is gestorven. Ik schreef al eerder over hem. En nu hoorde ik veel meer over hem dan dat ik ooit geweten had. Over zijn muziek, zijn reizen. En nu het absoluut te laat is vind ik het jammer dat ik niet vaker een praatje met hem aangeknoopt heb. Hij zou mij veel te vertellen hebben gehad en graag had ik hem gehoord over de verre landen die hij bezocht, over de spiritualiteit waar hij ook veel mee doende was, zijn muziek. Maar ik ging hem te achteloos voorbij. Gemiste kans.
Hoeveel kansen laat een mens ongebruikt voorbij gaan? Pas achteraf realiseer je je wat je gemist hebt.
De kleine aula van het crematorium zit afgestampt vol. Zijn familie, een verre zus uit Amsterdam, had niet verwacht dat er zoveel mensen op deze plechtigheid zouden afkomen. Misschien ben ik niet de enige die door zijn aanwezigheid eenĀ  verzuim probeert goed te maken. Ik schuif aan in de bank. De juffrouw van de begrafenisonderneming heet ons obligaat welkom. Eigenlijk past dat uitstekend in het fabrieksmatige karakter. Aan dat gevoel kan ik mij bij een crematorium nooit onttrekken. Het blijft voor mij een fabriekshal waar met vergeefse moeite een sfeer van huiselijkheid is geprobeerd te scheppen. Twee korte toespraken, levensschetsen met zachte lijnen ingekleurd.Wat muziek en op zijn kist zijn gitaar. Waarom hebben we bij straatborrels hem nooit gevraagd daar wat op te spelen?
We schuifelen de aula uit. Er is koffie en champignonsoep. Niet voor iedereen een broodje kroket. We zijn met te velen, daar had de keuken niet op gerekend. We praten na. Ik neem afscheid van zijn zus. Jaren geleden sprak zij mij op bezoek in Nijmegen in de straat aan. Zij wist van haar broer dat ik toen nog golf speelde. Zij ook. We zouden eens samen moeten spelen, stelde zij toen voor. “Dat golfen zal er nu wel niet meer van komen”, zegt ze. Ik knik.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *