Lachen

Normaal gesproken ben ik niet zo van de uitbundige schaterlach. Ik hoor mij zelf zelden uitbundig op de dijen kletsen en slecht sporadisch komt het voor dat ik pijn in de kaken heb van het lachen of in zo’n collectieve lachbui verkeer dat de ene lach de ander uitlokt. Een vertelde mop moet wel een zeer bijzondere wending of pointe hebben wil die meer dan een licht vertrekken van mijn mondhoeken tot gevolg hebben. De meeste moppen ken ik al en sommige worden zo slecht verteld dat de voordracht belachelijker is dan de  de mop zelf. Timing is niet iedereen van nature gegeven. Ik stel nog al wat eisen als het om dat soort vermaak gaat.
Van verschillende kanten hadden we al gehoord dat de zojuist uitgebrachte film met Herman Finkers in de hoofdrol meer dan de moeite waard is. Nee, ik ga het verhaal hier niet na vertellen. Dat is op andere plaatsen al uit en te na gedaan. Gade en ik en een verder uitverkochte middagvoorstelling zagen weer eens bewaarheid wat de schrijver Otto Julius Bierbaum over humor had gezegd: “Humor is wenn man trotzdem lacht.” Ontegenzeggelijk valt er heel veel te lachen. Lachen in allerlei soorten en maten. Van een gulle schaterlach tot een verfijnde glimlach. Het is waar dat sommige scenes er alleen maar in lijken te zitten om fraai vorm te geven aan een Finkers-grap. Dat mag omdat Finkers ook laat zien dat aan elke lacheen rafelrandje zit van nauw verholen triestheid. Van het gevangen zijn in vast patronen. En dat schuurt. Je kijkt in een spiegel die je door het lachen heen aan het denken zet, desondanks.
De film is een feest van herkenning. De gulle lach  golft door de zaal. Maar de film is niet alleen om te lachen. Soms lijkt de lach te bevriezen. Dan wordt de film een zoektocht naar veel meer dan alleen maar de beentjes van St. Hildegard.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *