Rivier

Ik ben op een steenworp afstand van de Waal geboren. In het Waterkwartier. En op de een of ander manier heeft die rivier altijd een rol gespeeld in mijn leven. Ik speelde als kind bij de Waalhaven en die haven en de dijk waren de bestemmingen voor zondagmiddagse wandelingetjes met de familie. Kleine Jan kreeg dan altijd de waarschuwing niet te dicht bij de rand te komen. De bolders aan de havenrand waren een soort grenspalen, de afscheiding tussen het zekere van de vaste wal en het donkere water in de haven onder aan de kademuur. En nu pas, tientallen jaren later, begrijp ik de waarde van de metafoor. Land en water, een tegenstelling die daar waar ze samengaan een illustratie zijn van een mensenleven. Soms is het laagwater en voegt de rivier zich in een behaaglijke vreedzame bedding, dan weer is het hoogwater, heel hoog water en verovert de rivier de kade en valt ze de laaggelegen stadsdelen aan, maakt die tot haar stroomgebied. De rivier als vijand die dan in niets meer lijkt op dat vriendelijke decor van een jeugd, waarin mijn vader op de kop van de haven met grote stenen een gebiedje afbakende waar ik als kind in mocht pootjebaden, terwijl mijn moeder, zittend op de meegebrachte deken beschuit met aardbeien maakte. En ik las de betoverende namen van de voorbij varende schepen: Loreley, Volharding, Vertrouwen, Theodora, Elize, MaasIV,  Dientje, Trawant, Christine, Credo. Poëzie ligt niet alleen op straat, maar vaart ook voorbij.
Ik hoor bij Nijmegen en Nijmegen hoort bij de Waal. En omgekeerd is het ook waar. De rivier hoort bij mij. En bij ‘rivier’ kon ik als kind mij niets anders voorstellen dan de Waal, die door zijn majestueuze spoor- en verkeersbrug nog breder leek dan die al was.
Nog heb ik weet van de dag dat ik voor het eerst in mijn leven in Eindhoven was. Ik had geleerd dat daar ook een rivier stroomde, de Dommel. Teleurstelling toen ik hem zag. Was dat ook een rivier? De sloot rond de boerderij van mijn oom en tante in Lent had nog meer allure. De Waal dat was een rivier, een RIVIER met hoofdletters. Daar moesten alle andere rivieren het tegen afleggen.
Een Nicaraguaanse gast van de stad beschreef Nijmegen ooit als bruid van de Waal. Een bruid die zich in al haar schoonheid tegen de heuvels vleide. Wat een prachtig paar, de stad en de rivier. Houden we dat beeld nog even vast. Maar de stad leek niet genoeg te hebben aan een bruid, hoe groots en meeslepend ook. De stad werd niet voor niets wat ondeugend, wat rebels genoemd. Maar was ook niet zo maar heel lang erg katholiek geweest. Haar kleefde nog een beetje zondebesef aan. Vreemd gaan, naar elders, de rivier de rivier latend, dat kon de stad niet. Die hoorde bij de rivier, zoals de rivier bij de stad, bij hoogwater, bij laagwater. In goede tijden en in slechte tijden. Dat werd begrepen door iedereen die van de rivier en van de stad hield. En de rivier en de stad bleven een liefdespaar, hechter en hechter. Sterker nog, hun liefde werd bekroond. De Spiegelwaal. Een drie-eenheid: Waal en  Spiegelwaal aan alle kanten omarmd door de stad. En zo blijft het sprookje van de stad en de rivier doorgaan. De rivier waar ik ooit eerder over schreef:
De rivier, anders zo’n rustig stromen,
verstoort nu vochtig mijn dagdromen.
Want turend naar de weidse overkant,
mijn gedachten in een ander land,
had ik niet in de gaten
hoe in een godverlaten
moment het water de kaai overspoelde
en ik aan mijn voeten voelde
hoe wankel de grens tussen
land en water wel is.

2 reacties op Rivier

  1. Els schreef:

    Mooie blog, Jantje!

  2. Maria schreef:

    Mee eens Els

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *