Op 21 oktober 2021 is Jan Roelofs rustig en in het bijzijn van zijn familie overleden. Op zijn verzoek is het niet meer mogelijk te reageren op de berichten, maar blijft de site wel bestaan in huidige vorm.

Nog geen reacties op dit bericht

Adieu

Met onderstaande tekst nam ik afscheid als columnist van de Effata parochie. Beschouw het ook als afscheid van meer dan tien jaar blogs schrijven.

Detien keer mocht ik in ons Parochieblad mijn licht laten schijnen over wat mij als kerkganger bezighield. Korte bespiegelingen, nauwelijks geschraagd door enige theologische onderbouwing. Ik putte uit mijn eigen herinneringen, het ene woord lokte het ander uit en voor ik het wist was er weer een stukje geschreven. Letters borrelden op en lieten zich met gemak tot woorden vormen, tot zinnen. Zinnen die ergens verscholen lagen te wachten op het moment dat ze geschreven werden. Zo openden zij zich. Effata, ga open. Ik kon zo schrijven omdat ik mij thuis voelde en geïnspireerd in de bedding van de Effeta-gemeenschap. Die gemeenschap van zoekende gelovigen, van gelovig zoekenden die elkaar ruimte liet, elkaar ruimte gaf.
Mijn geregelde stukjes waren mijn bijdrage aan die gemeenschap die mij aan het denken zette, orde in mijn bestaan schiep en mij soms, al was het maar even , liet zien. Zien wat onzienlijk leek. Dat waren, dat zijn gouden momenten. Soms vielen dan de woorden als vanzelf op hun juiste plaats. Alles klopte. Denken en doen in complete harmonie. Wat een geluk.
En toen werd ik ziek. Dat was ik al een tijdje, maar allengs openbaarde zich die ziekte steeds meer. Het gemak waarmee ik mijn leven leefde nam wat af. Dat wat mijn sterkste kant was geweest, mijn leven lang, brokkelt langzaam aan wat af. Zowel in doen als in denken. Mensen in mijn omgeving zeggen dat het allemaal nog best  meevalt. Ik zelf weet wel beter. Mijn leven wordt nu beheerst door rollator en traplift. Het is de snelheid van die lift die het tempo van mijn bestaan aangeeft. Ik word door familie en vrienden in de watten gelegd en ik waardeer de dagelijkse aandacht van de medewerkers van Buurtzorg. Ik ben nu bezig de snelheid, zeg maar gerust traagheid, van mijn bestaan aan te passen aan  de beperkte mogelijkheden die Mr. Parkinson nog biedt.
Ik schreef het eerste deel van dit stukje al weer weken geleden. Het kwam er niet van het af te maken. De letters lieten zich niet meer tot woorden rangschikken. Wat bleef was een soort betekenisloos koeterwaals. In de verte had het nog iets weg van een klinkdicht van Paul van Ostaijen, maar het was alleen de prullenbak waar het schrijfsel tot zijn recht kwam.
Als je een schrijver, zelfs de columnist van een parochieblad, zijn woorden afpakt is er alle reden om er letterlijk en figuurlijk een punt achter te zetten. Dat moment is nu. Het ga u goed. Adieu!

9 reacties op dit bericht

slow motion

Ik mag graag naar een voetbalwedstrijd kijken. Dat deed ik al heel lang geleden op de jongensrang bij N.E.C. in de Goffert, waar ik voor een kwartje de vedetten van toen live in actie zag. Jaren later had ik zelfs enige tijd een seizoenkaart en bekeek ik samen met mij zoon mijn club in de eredivisie of hoe die toen ook om des sponsors wille toen ook heette. En je kreeg wat je zag. Dat was ver voor de VAR zijn intrede deed. De VAR die de beslissingen van de arbiter nog eens onder het vergrootlas legt en in super slow motion nog eens gaat bekijken of de scheidsrechter het wel bij het rechte eind heeft. Het leven dat zich in zijn eigen tempo verloopt en waarin met de zelfde snelheid, namelijk zestig seconden per minuut alle mensen op het einde afstormden word vertraagdt, erger nog word tot stilstand gebracht. De tijd woerdt zijn voortgang ontnomen en de waarneming van de scheidsrechter, de menselijke blik,  in twijfel getrokken. En over die gestolde werkelijkheid, waarin tijd niet meer lijkt te bestaan, wordt een matrix  gelegd en wordt tijd  tot afstand. Een in het gewone leven niet waarneembaar verschil van een paar centimeter wordt uitvergroot en tot absolute waarheid verheven. Het leven gaat in zijn eigen tempo, laat zich niet schikken. Het leven gaat in ‘real time’. Niks geen slow motion, laat staan dat we de tijd kunnen terugdraaien naar het niet waargenomen moment van buitenspel. De scheidsrechter laat doorspelen, het spel gaat verder, het leven kent gelukkig geen VAR, geenslow motion. Het leven gaat zoals het gaat en gaat en gaat. Het is niet te versnellen, noch te vertragen. Dat kunnen we met Vasalis alleen maar dromen:
“Ik droomde , dat ik langzaam leefde…
langzamer dan de oudste steen.”
Wat mij betreft wordt per vandaag bij het voetballen de VAR afgeschaft en telt de menselijke waarneming. Het leven heeft geen VAR nodig en zelfs geen slow motion. Het leven heeft aan zijn eigen tempo genoeg.

Nog geen reacties op dit bericht

Tonijnsalade

Even leek het of de familie voor mij op bezoek was gekomen. Ze waren er allemaal. Mijn zoon en mijn dochter met aanhang en verder mijn zwager met zijn vrouw, mijn schoonzussen met partner. Welgeteld waren we met ons twaalven of daaromtrent. Maar de familie was niet uitsluitend voor mij gekomen. Zij waren naar mij gekomen om na de koffie naar het graf van Els te gaan. Els die vandaag op de dag af twee  jaar geleden in alle rust was gestorven. Het was goed haar familie, die in al die jaren ook de mijne was geworden weer eens samen te zien. En zo werden twee vliegen in een klap geslagen. Toen iedereen er was ben ik ook de tuin in gereden. Op dat moment leek het of iedereen er voor mij was. Mij werd verzekerd dat zij het fijn vonden mij nog te zien. Het omgekeerde was zeker waar. En sommigen vonden het minstens zo leuk om mijn traplift in vol bedrijf te zien.
Mooi is het op dat soort momenten te constateren dat het leven gewoon op diverse sporen verder gaat. Er kunnen weer grappen gemaakt worden over dat superieure vervoermiddel en op het zelfde moment geniet ik van hun aanwezigheid, dat ze er zijn. Bij mij, voor mij. Als zij vertrekken naar de begraafplaats waar Els letterlijk ter aarde is besteld, blijf ik thuis, maar niet alleen. Mijn wereld is fysiek wat klein geworden, maar blijft oneindig groot. In gedachte loop ik met het gezelschap mee. Ik beleef weer hoe wij twee jaar geleden daar liepen. Een stoet, slingerend door het begraafpark  die eigenlijk nooit afscheid van haar genomen heeft, zo dicht bleef zij bij ons, bleef zij bij mij. Vol overgave, een voorbeeld.
De familie gaat op weg naar het graf. Nee geen adieu, beter een tot ziens. Straks zullen zij samen lunchen. Ik geniet nu al van de tonijnsalade. Het leven gaat zijn eigen gangetjes.

2 reacties op dit bericht

Transvaal

Nu vier weken geleden verliet ik het ziekenhuis met de mededeling dat ik zo goed als uitbehandeld was. Hart- en nierfalen zijn in een in een fase beland dat er alleen nog sprake kan zijn van symptoombestrijding. Ondanks de goede zorgen en de liefdevolle aandacht van het verplegend personeel was het voor mij meer dan duidelijk dat ik deze mogelijk laatste fase van mijn leven niet in een ziekenhuisbed wilde  doorbrengen. Daar in die lichte kamer werd het mij steeds duidelijker dat ik naar huis wilde. Als het dan toch aan het aflopen was dan maar liever gewoon thuis. Ik kreeg visioenen van mijn zonnige achtertuin, waar ik al koffiedrinkend met Gade genoot van de koesterende zon en samen met haar terug kon kijken op een een mooi en rijk leven, genietend samen van de de dagen die ons nog gegeven waren en in het rede komen met de term die de medisch specialisten voor deze levens- of was het stervensperiode gaven; ik  was naar hun zeggen terminaal. En met die stempel had ik in een ziekhuis niets meer te zoeken. Ik wilde naar huis! Eventueel nog mogelijke behandelingen zouden niet meer tot herstel leiden, hooguit de symptomen wat bestrijden.
Terminaal. Dat wat ik bedacht had kwam uit. Het is goed, heel goed om thuis te zijn. Het bestaan voltrekt zich nu in een heel laag tempo. Ik word met heel veel zorg omgeven. Mijn belangrijkste vervoermiddel is de traplift  die mij van de begane grond naar de eerste verdieping brengt. Op beide etages biedt een rollator mij de nodige steun. Een steun waarvan niemand weet hoe lang ik die nog nodig zal hebben. Aan terminaal is geen tijd verbonden, alleen de zekerheid dat die afloopt, maar hoe lang…
Terminaal, het klinkt zo dreigend, zo hospitalig Een paar dagen geleden kon ik niet op dat woord komen. Mijnheer Parkinson zit ook niet stil. En ik had het over ’transvaal’. Transvaal klinkt in mijn oren vriendelijker dan terminaal. Laten we het er maar op houden dat ik transvaal ben. Transvaal daar komt geen ziekenhuis meer aan te pas.
Terminaal kon ik geen blog meer schrijven, transvaal  lijkt dat weer met wat moeite te lukken.

13 reacties op dit bericht

Kwalitijd

De titel van dit stukje is niet een onbedoelde verschrijving, maar veel meer een samenvatting van wat mij op dit moment, nog meer dan anders, bezighoudt. De keuze tussen tijd en kwaliteit. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat het lijf een kwakkelend bestaan leidt. Mijn hart, de motor van alles, levert te weinig capaciteit om de boel draaiende te houden. Daar zit goed de sleet in. Maar er zijn nog al wat mogelijkheden wat steun te geven. Met medische ingrepen kan er nog wat tijd aan mijn bestaan worden toegevoegd. Niemand durft aan te geven hoeveel tijd er mi j dan nog ter beschikking staat. Maar het gaat er mij ook vooral om hoe die ‘extra’ tijd kan worden ingevuld. Een kwijnend bestaan vanuit een ziekenhuisbed dat heel veel tijd (maar hoeveel?) zou kunnen opleveren trekt mij niet aan. Geen eenzamer plaats dan een ziekenhuisbed in een doorwaakte nacht. Van harte (!)  lever ik wat tijd in voor kwaliteit. En kwaliteit bestaat voor mij nu uit samen met Gade op het bankje in onze zonnige achtertuin, Harrie de kat in de buurt en een kopje cappuccino met een appelflap. Maar er hoeft niets, er moet niets, er is immers genoeg  genoten.
Vanochtend volgde ik de dienst vanuit de boot van het schipperspastoraat. En het koortje zong van de kleine dingen die het hem doen. Eigenlijk een al jaren versleten liedje, maar nu letter voor letter, noot voor noot, hoe wankel gezongen ook, opnieuw waar.
Tijd heb ik genoeg, er ligt een eeuwigheid op mij te wachten. Dus als ik toch zou moeten kiezen, ga ik voor kwaliteit. Sluit ook beter aan bij de rest van mijn leven, waar ik niets over te klagen heb.
Ik kijk door het ziekenhuisraam naar buiten. Er is alleen maar licht en zon. Binnen vraagt de catering of ik iets wil drinken.

7 reacties op dit bericht

Pompen of verzuipen

“To be or not to be that is the question” Ik weet niet of er een Hamletvertaler is geweest die ooit bedacht heeft  die fameuze regels  om te zetten in hedendaags Nederlands: “Pompen of verzuipen, dat is de vraag”. Want dat is op de keper beschouwd een bondige samenvatting van de gesprekken die ik de afgelopen uren met de zaalarts heb gevoerd. Ondanks diverse medicatie blijft de pompfunctie van mijn hart te gering om het te veel aan vocht in mijn lijf op natuurlijke wijze af te voeren. En dan resten er een aantal mogelijkheden. Dat kan zijn nog wat langer in het ziekenhuis blijven om te zien of een zwaarder medicijn wel het gewenste effect heeft of met een iets lichter medicijn naar huis worden getuurd en over een weekje   poliklinisch te bekijken wat de resultaten zijn. Maar in alle gevallen blijft het een keuze tussen Scylla en Charybdis. En dat is sinds de Griekse oudheid al een onmogelijke keuze.
De arts kan en wil geen enkele garantie geven voor het welslagen van welke aanpak dan ook. Terecht, want het is een onmogelijke vraag en op onmogelijke vragen zijn alleen maar onmogelijke antwoorden. Er is geen zekerheid te geven op dat wat niet te weten valt. Hoe graag je dat ook zou willen.
Samen met Gade spreken we met de zaalarts. Ik kies, maar is er wel sprake van een echte keuze?,  van toch nog maar een keertje pompen. Verzuipen kan altijd nog en als het zover komt wil ik glorieus ten onder gaan. Zoiets als de Titanic, en het scheepsorkest ‘Abide with me’ speelt. Maar nu eerst is pompen het devies.

1 reactie op dit bericht

Opgenomen

Ik weet niet of mijnheer B uit Paterswolde zich erg ongerust heeft gemaakt nu hij een aantal dagen mijn blog heeft moeten missen. Een tijdje geleden liet hij mij als trouwe lezer weten dat hij zich zorgen maakte als hij niet elke dag mij via mijn blog tegenkwam. Die zorgen zijn (n0g) niet nodig, ik ben nog niet dood maar lig sinds een paar dagen weer eens in het ziekenhuis. In het ziekenhuis, aan het infuus. Een infuus dat er voor zorgt dat het vocht dat ik vasthoud toch op natuurlijke wijze mijn lijf verlaat. Ik houd dat vocht vast omdat mijn hart te zwak pompt om als een poldermolen die polder ook droog te houden. Mijn huisarts las mijn bloedwaarden en achtte het raadzaam mij naar het ziekenhuis te sturen en zo reed een reusachtige ambulance ons straatje in. Twee broeders hielpen mij de trap af en de brancard op. En in een kalm gangetje, nee, helaas geen gillende sirenes of blauwe zwaailichten, want dat zou ik toch wel mooi gevonden hebben, ging het richting ziekenhuis. Daar wachtte mij een eenpersoonskamer, want nu met covid weet je maar nooit. Een milde quarantaine en een testje verder deel ik nu een kamer met twee anderen. Binnen de kortste keren heb ik mij aangepast aan aan het ziekenhuisregime. Op de meest onmogelijke uren begint de dag en moet je bepalen wat wanneer je hoe laat iets wil eten of staat er iemand aan je bed om bloed te prikken, temperatuur te meten en wat in mijn geval heel belangrijk is, hoeveel ik afgevallen ben. Want minder gewicht = minder vocht.
Natuurlijk weet ik ook wel dat we vooral met symptoombestrijding bezig zijn. Het is niet voor niets dat ik nu al voor de derde keer met een zekere regelmaat hier te gast ben. Als ik vandaag of (over)morgen ontslagen wordt is dat met de wankele zekerheid dat ik over een tijdje weer opgenomen wordt.

6 reacties op dit bericht

Buiten

Al een paar dagen ben ik aan huis gekluisterd. Aan een heel erg klein deel van mijn huis. Sinds ik een paar dagen geleden op weg was naar boven en op eigen kracht de eerste verdieping niet meer haalde, ben ik gebonden aan die ene verdieping. Een verdieping die van alle gemakken is voorzien. Daar is mijn slaapkamer, mijn badkamer, een toilet, een keukentje en mijn werkkamer met mijn laptop. Wat heeft een mens nog meer nodig dan de liefdevolle zorg van een partner. Het enige wat ik niet heb op dit moment is buiten. Buiten dat ligt onder aan de trap die ik nog niet waag af te gaan omdat ik bij lange na niet zeker weet of ik hem ook weer opkom. Het wachten is op het aanbrengen van de traplift die op dit moment op maat gemaakt wordt en over een dag of wat, -de verwachting is volgende week vrijdag-, geleverd zal worden.
Intussen is het zo dat ik voor alle medische en para-medische zorg het huis niet meer uit hoef. De huisarts is uitgebreid op bezoek geweest en ik heb haar ook een paar keer al telefonisch geconsulteerd. Zij wilde graag mijn bloed gecontroleerd hebben en ook daarvoor kwam vanochtend een prikzuster een paar buisjes bloed aftappen. En morgen komt mijn behandelende fysiotherapeut  op bezoek om samen te bekijken of er nog een behandelplan opgezet kan worden dat onwillige spieren wat in het gareel zet.
En zo wordt mijn eerste verdieping niet alleen een plezierig verblijfsruimte maar functioneert het ook als wacht- , spreek-  en behandelkamer, zeg maar als  als dependance van mijn huisartsenpraktijk, fysiotherapeut en prikpost. Zo multifunctioneel als het maar kan.
De afspraak voor mijn tweede coronaprik, gepland op 1e Pinksterdag is verplaatst na de dag dat de traplift er zou moeten zijn. Dan ga ik waarschijnlijk voor het eerste weer verkennen hoe het is buiten te zijn. Via mijn traplift naar de vrijheid. Dat zal wennen zijn.

1 reactie op dit bericht

Oud

We worden gewoon te oud. Op een gegeven ogenblik lijkt het niet meer te kloppen. Ons lijf wordt te stram en te stijf om alle functies die jarenlang zo vanzelf sprekend leken te zijn naar behoren te vervullen.
Ik heb ooit ergens gelezen of gehoord dat het menselijk lichaam gemaakt was om zo’n 40 jaar mee te gaan. Zo rond die tijd zou de sleet er in kunnen komen en zou het logisch zijn dat er haperingen gingen optreden. Na die tijd zou het de verkeerde kant op kunnen gaan, lichamelijk en geestelijk. Bij de een wat meer dan bij de ander. Maar verslijten doen we. Bij de een blijft het lijf in topconditie maar takelt de geest in een ongewild snel tempo af. Bij de ander blijft de geest sprankelen als van een twintigjarige. Bij de een in sprake van een gezonde geest in een krakkemikkig lichaam, een ander kan bogen op een krachtig lijf maar haperende geest. Weinigen is het gegeven tot op hoge leeftijd èn geest èn lichaam in tact te houden. De meesten van ons worden gewoon te oud om de verloedering voor te blijven. Daar zijn we, ik in ieder geval, niet op gebouwd. We worden gewoon te oud voor onze leeftijd en met veel kunst- en vliegwerk, een pot vol pillen en regelmatige controles en check-ups worden we ouder dan dat we ooit gedacht hadden te worden. Zonder al dat kunst- en vliegwerk, pilletje meer, pilletje minder hadden we de pijp allang aan Maarten gegeven. Zonder de geregelde onderhoudsbeurten waren we allang een herinnering geworden.
Elk jaar zingen we dat hij of zij lang zal leven. Drie maal hoera. Maar soms denk ik wel eens dat we niet gemaakt zijn voor weer een jaar en nog een jaar erbij. Misschien leven we wel gewoon te lang, langer dan bedoeld.  We worden gewoon, nou ja gewoon, te oud, veel te oud.

2 reacties op dit bericht